Kinderen gaan rekenen | De getalstructuur tot 100 |
De rekenkijkwijzer
De rekenkijkwijzer
De lijst bevat twaalf rekengebieden, die onderling verband houden.
naam |
klas |
8. getalbegrip tot 100 |
aantekeningen |
• Kent het kind de kleine en de grote telrij tot 100 |
|
• Kan het kind tellen tot 100 Bijvoorbeeld: stukjes vooruit en terugtellen tellen vanuit een willekeurig vertrekpunt tellen met sprongen van 2: 46, 48, 50 tellen met sprongen van 5: 80, 85, 90 tellen met sprongen van 10: 30, 40, 50 maar ook: 53, 63, 73 |
|
• Kan het kind de overgang van het ene naar het andere tiental vlot maken Bijvoorbeeld: 49, 50, 51 maar ook 81, 80, 79 |
|
• Heeft het kind inzicht in de getalopbouw tot 100 Bijvoorbeeld: de getalopbouw van 85 is 80 en 5, ofwel 8 tientallen en 5 eenheden. Bij de getalklank 'vijfentachtig' hoort het getalsymbool 85. |
|
• Kan het kind bewegend op de getallenrij in sprongen van 10 en 1 (of zelfs 5) naar een getal springen |
|
• Kent het kind de structuur van de getallenrij tot 100? Bijvoorbeeld: waar zit 36 ongeveer op de (lege) getallenlijn? Ligt 55 dichter bij 40 of bij 60? Bij welk tiental ligt 88 in de buurt? |
|
• Kan het kind een betekenis plaatsen bij de getallen tot de 100 |
|
• Kan het kind de getallen tot 100 op de (open) |
|
getallenlijn plaatsen |
|
• Kan het kind optellen en aftrekken met tientallen? Bijvoorbeeld: 40+30=, 90-20= |
|
• Kan het kind optellen tot 20 |
Zo niet, ga dan naar vragenlijst 6 |
• Kan het kind aftrekken tot 20 |
Zo niet, ga dan naar vragenlijst 7 |
• Is de schrijfwijze van de getallen tot 100 correct Bijvoorbeeld: achtentwintig schrijf je als 28, niet als 82 |